Ben ik een boeddhist, ook al heb ik geen rood touwtje?
In 2017 had ik een reünie van jaargenoten met wie ik -als twaalf jarige- in 1963 begon aan het leven in een klein-seminarie, het College van het Heilig Kruis in Uden. Ik ben niet zo gecharmeerd van reünies en halverwege de dag ben ik ook weg gegaan. Toch deed het me meer dan ik verwacht had. Zozeer dat ik zelfs een website voor de reunies heb gemaakt: chkuden.nl De confrontatie met het Rijke Roomsche Leven, nog een levende werkelijkheid voor een aantal jaargenoten, stelde mij vragen over de weg die ik later gegaan ben.
In 1981, tijdens een retraite met een Tibetaanse leraar, kreeg ik een rood katoenen touwtje om mijn pols, ik was boeddhist. Op terugweg, op het plein van de kathedraal van Chartre, werd ik door een groep jongeren herkend, ook boeddhisten. Het rode draadje heb ik toen maar afgedaan.
(De Sai Sin, een polsbandje, wordt in Thailand gegeven bij een bezoek aan een boeddhistische monnik of Schriftgeleerde, of een ouder persoon die je na staat. Zoals ouders of grootouders. Ze worden gegeven om je geluk en voorspoed te wensen, een voorspoedig huwelijk, een goede gezondheid of als je op reis gaat ‘een behouden reis’. Elke monnik heeft zijn eigen getouwde bandje in kleur en ontwerp.)
De Tibetaanse leraar Sogyal Rinpoche zei tijdens de retraite: “Wie eenmaal aan Dzogchen (ook genoemd als De Grote Perfectie, het ultieme onderricht dat tot directe realisatie leidt) begonnen is zal nooit meer door Dzogchen losgelaten worden.” Dat klopt, in ieder geval voor mij. Daar is geen rood draadje voor nodig geweest. Ik kreeg een naam: “Orgyen Dhonden” en Dzogchen bleef in mijn leven meer dan aanwezig, ook als ik hele perioden niet mee bezig was met studeren en mediteren.
De stok en de wortel in religies
Ben ik nu een boeddhist? Ik weet het niet. Formeel ben ik ingewijd en heb ik de boddhisatva gelofte gedaan. Maar toen dat gebeurde wist ik eigenlijk helemaal niet waar ik aan begon. Wat ik wel weet is dat waar ik aan begon gevolgen heeft gehad. Positieve gevolgen als ik mijn vrouw en anderen mag geloven. Maar ook als ik zelf terugkijk zie ik een leven vóór en een leven nà die retraite in 1981. Misschien is dat wel zo voor iedereen die zich aan een religie of aan een ideologie verbindt. Misschien geldt het voor elke serieuze en nageleefde verbinding, Je verandert , hoe dan ook. Je raakt besmet.
Voor mij hoeft niemand boeddhist te worden. Alle religies hebben bij nader inzien één wortel al wordt die vaak voor een stok ingeruild. De grond van elke religie is het verlangen om te ontsnappen aan wat ik -met Jules Prast- het menselijk tekort noem. Wij willen geluk, rust, geen gedoe, geen pijn. De wortel is de belofte dat dit kan. We lopen er achter aan, we happen er naar, blind, wanhopig, verleid.
Op het klein-seminarie begon bij mij de twijfel al. Ik zag als misdienaar in een van de vele kapelletjes hoe paters geroutineerd de mis afraffelden en nonchalant met kelk en hostie omgingen, waarvan wij, eenvoudige gelovigen, moesten geloven dat deze het lichaam en bloed van Christus belichaamden. Dat irriteerde mij. Zij, de paters kenden blijkbaar een geheim dat wij maar moesten aannemen, want uitleggen deden ze het niet. Of konden zij zelf ook niet.
Een onverklaarbare verandering
Zo raak je van je geloof af. Na vier jaar hield ik het voor gezien. Die “arme zwartjes uit Afrika’’, het beeld waarmee ik geronseld was, moesten het maar zonder mij als missionaris doen. Voor mij begon een zwerftocht. Ik wist totaal niet wie ik was, wat ik kon en wat ik wilde. Ik liet me meedrijven op de golven van wat zich aandiende. Ook dat is een keuze ook al is die niet bewust gemaakt.
Zo raakte ik getrouwd om na vier jaar alweer te scheiden. Ik kon me niet binden, had korte relaties waarmee ik mezelf en de anderen veel pijn deed. Ik was druk maar zonder richting, zonder vertrouwen, ik liep in de mist. Tot die retraite in 1981. Een maand later ontmoette ik Anne-Marie. Nu durfde ik de binding wel aan, onverklaarbaar, onvoorstelbaar. Dat vind ik nog steeds.
Een ‘winning team’ moet je niet veranderen. Dus ik ben bij het boeddhisme gebleven (én bij Anne-Marie). Niet alleen omdat het mij richting en verlichting geeft. Ontegenzeggelijk maakt wat je zelf meemaakt en ervaart, grote indruk op je. Al gauw wordt het een onwrikbare waarheid of zelfs een onverdraagzame ideologie. Zulke ‘boeddhisten’ zijn er geweest en zijn er ook nu nog. Ook die neiging hoort bij het menselijk tekort, de eigen waarheid tot waarheid voor ieder ander te willen maken.
Boeddha zegt wat anders, althans volgens de overlevering. Hij moedigt mensen aan om hem niet te geloven, hem niet klakkeloos na te volgen. Heel expliciet zegt hij: “Onderzoek zelf wat voor jou werkt. Als ik verlichting kan bereiken kan jij het ook. Maar je moet het zelf onderzoeken, zelf doen. Mijn weg is mijn weg, daarover kan ik je vertellen. Maar jouw weg is jouw weg. Dus onderzoek wat ik zeg. Neem het niet voor waar aan. Experimenteer, toets, probeer.”
Is er boeddhisme zonder Boeddha mogelijk?
Dat advies heb ik opgevolgd en dat doe ik nog steeds. In mijn leven is Boeddha een leraar die laat zien tot welke vermogens de mensheid in staat is. Wijsheid en compassie zijn de grondslagen voor een ethisch en moreel leven dat elk levend wezen omarmt, respecteert en lief heeft, zonder onderscheid. Of daar een G’d in thuishoort is niet zo’n kwestie. Of misschien is G’d wel het woord voor Allesomvattende Wijsheid en Liefde.
Dat onderzoeken is in de afgelopen 2500 jaar volop gedaan door veel mensen waarvan er een paar bovenuit steken, zoals uit het oude India Nagarjuna, Tsongkhapa en Longchenpa, in het moderne Japan Nishida Kitaro, Nishitani Keiji en Hisamatsu Shin’ich. In onze tijd is Z.H. de 14de Dalai Lama zo iemand. Hij beseft dat de woorden van Boeddha taal uit een ver verleden zijn en nog uit het Aziatische Oosten ook. Hoe breng je die woorden over naar een westerse, moderne samenleving? De vraag naar zingeving is enorm. De vercommercialisering ervan is aan de orde van de dag. Hoe wordt boeddhisme een bij-de-tijds boeddhisme zonder dat het haar kern verliest? Is seculier boeddhisme mogelijk?
In 2017 publiceerde Z.H. de Dalai Lama samen met de Amerikaanse non Thubten Chödron de ‘Bibliotheek van Wijsheid en Compassie’ waarin nu zes delen verschenen zijn (er is geen Nederlandse editie). Het doel van de serie is om boeddhisme meer toegankelijk te maken voor die westerse mensen die zich er echt in willen verdiepen. Het is daarvoor niet nodig om boeddhist te willen worden. Het zelfde geldt ook voor veel Tibetaanse jongeren. Zij groeien op zonder de vele kloosters die Tibet kenmerken en zonder de boeddhistische scholing.
Maar met die boeken alleen ben je er niet. Informatie is nog geen transformatie. Het is zelfs niet die retraite van 1981 geweest waardoor ik veranderd ben. Dat is wel het begin geweest van een levenslange studie en beoefening. Met perioden dat ik er met de pet naar gooide of en domweg mijn tijd moest besteden aan geld verdienen en kinderen opvoeden. Die uitdaging wil ik ook bij jou leggen. Als je ook maar een beetje geïnteresseerd bent is dit een moment om echt te beginnen en er wat van te maken, een long-term-project.
Een mooi verhaal Hans, waarin je jouw zoektocht naar zingeving en houvast in het leven beschrijft. Zet het maar op de site van onze kruisherenreunies. Wellicht herkennen onze oud klasgenoten zich er ook in. Vriendelijke groeten van Peter van den Hurk
Dat worden 5 sterren. Fijn om jouwverhaal te lezen. Dat vermindert mijn schuldgevoelens en zijn een stimulans om wakker te blijven.
Ja, je schuldig voelen is een raar iets. Meestal volslagen onzin, maar toch pakt het ons. Ingebakken ego-tirannie?