Jules Prast over het menselijk tekort
met toelichting door Hans van Zanten
Je moet weten dat Jules Prast zeer ernstig ziek is, zo ziek dat hij nauwelijks kan denken, laat staan schrijven. Lees zijn verhaal over het menselijk tekort in die context. Zijn tekst was inspiratie voor onze meditatie in Rheden en Arnhem. (HvZ)
Zoals wel vaker, ben ik de draad van het boeddhisme weer eens kwijt. Op de een of andere manier kan niets in het boeddhisme me vandaag overtuigen. Het is alsof de hoop het geloof voedt en al doende de realiteit van ons menselijk tekort overstemt.
Een goede, dierbare vriendin, een geestverwant die ik lang niet heb gezien, loopt peinzend langs mijn selectie boeddhistische topboeken bovenop de stalen kast in mijn kantoor. De blik in haar ogen zegt: “Wat vind jij dat ik moet lezen?”
Zonder aarzelen pak ik het boek ‘Geen dood, geen vrees’ van Thich Nhat Hanh. Ik druk het in haar handen. Zij knikt. Er is geen woord gesproken.
THICH NHAT HANH
Thich Nhat Hanh vertegenwoordigt voor mij de kern waar ons eigentijdse boeddhisme over zou moeten gaan. Ik ken geen ander die de uitdaging in zulke heldere, eenvoudige taal aan ons open legt. Er is geen zelf, waar je ook maar kijkt. Er is dus geen mens die in werkelijkheid doodgaat. Er is geen dood en dus hoeft niemand er bang voor te zijn om te sterven. Er is geen menselijk tekort.
Bij Thich Nhat Hanh is dit geen theorie. Hij leeft voor wat hij schrijft, althans tot het moment dat hij getroffen werd door een aantal zware beroertes op een rij. Ook Thich Nhat Hanh is een goede, dierbare vriend en een geestverwant, terwijl ik hem nooit in persoon heb ontmoet. Maar dit doet hij met je. Hij raakt je tot in het diepst van je wezen. Als je ervoor openstaat, ontvang je met zijn woorden wat ik beschouw als een vorm van dharmatransmissie.
BOEDDHISME DOORGRONDEN
Ik heb geprobeerd de geschiedenis van het boeddhisme te doorgronden. De Pali Canon is het Oude Testament en de sutra’s van Mahayana zijn het Nieuwe Testament van het boeddhisme, zegt de twintigste-eeuwse zenvernieuwer Hisamatsu. De twee met elkaar verbinden leidt bij mij echter tot een mist van moeilijk te verenigen begrippen, zo verschillend is de receptie geweest toen de boeddha-dharma op reis ging door tijd en ruimte.
Het past allemaal niet in mijn hoofd en dat hoeft ook niet. Thich Nhat Hanh vat onze uitdaging samen in ‘Geen dood, geen vrees’. Hoe treffend hij dit ook doet, hoe dierbaar en geestverwant hij ook is, hij laat mij achter met een onuitwisbaar besef van mijn, het menselijk tekort om de Dharma in mijn leven de plaats te geven die hij ons met zijn voorbeeld voorhoudt.
VERLICHTING IS DAT MONNIKENWERK?
Want wie van onze lekenbeoefenaars is in het echt in staat doodsangst te overwinnen en te transformeren in levensgeluk? De bodhisattva Avalokiteshvara lukt het telkens weer wanneer we de Hartsutra reciteren, maar hoe dierbaar deze tekst mij ook is (vooral in de vertaling van Ton Lathouwers), ergens in de idealisering van de realisatie van de bodhisattva raakt het menselijk tekort uit beeld.
Is boeddhisme niet eigenlijk monnikenwerk? En zo ja, waar in de vertaalslag naar lekenboeddhisme verantwoordt iemand in hoeverre en hoe en waarom de realisatie van het bevrijdend inzicht binnen het bereik ligt van gewone mensen?
Hoe dierbaar Thich Nhat Hanh mij ook is, ik heb het er niet voor niets over dat hij een uitdaging aan ons openlegt. Alles wat ik ermee probeer te doen, het loopt ergens stuk op mijn menselijk tekort. Hoe zou dit toch bij anderen zijn?
TEVERGEEFSE HOOP?
Ik ken mensen, hele gewone mensen die tussen ons in leven, die op een al dan niet pathologische manier worstelen met angsten, een reëel psychisch probleem dat ze als een blok aan het been met zich meesjorren, en dat hun levensgeluk bij tijd en wijle in gijzeling kan nemen. Heeft het boeddhisme een boodschap voor hen, dat bevrijding in het verschiet ligt voor wie zich op het bodhisattvapad waagt?
Zoals wel vaker, ben ik de draad van het boeddhisme weer eens kwijt. Dat geeft niet, want ergens vind ik vanzelf wel aansluiting. De vragen evenwel die ik hier stel, zijn levensecht, maar op de een of andere manier kan niets in het boeddhisme me vandaag overtuigen. Wat me verwondert is dat we in ons nieuwe boeddhisme zulke vragen niet vaker aan de orde stellen. Het is alsof de hoop het geloof voedt en al doende de realiteit van ons menselijk tekort overstemt.
Namu Amida Butsu,
Taigu / Jules Prast
DE TROOST VAN HET MENSELIJK TEKORT / HANS VAN ZANTEN
Ik kan me voorstellen dat de weg van Boeddha soms ook een illusie lijkt. Zeker als je de dood zo in de ogen kijkt en je vermogens ziet slinken als Taigu.
Boeddhisme is zeker een illusie als je hoopt op verlichting, zoals christelijk geloof een illusie is als je hoopt op verlossing. Niet de hoop doet leven maar het leven zelf geeft ons de drang om te bestaan. Hoop brengt je naar de toekomst, is een uiting van verlangen naar iets wat je blijkbaar nu mist. Of naar iets waarvan je eindelijk eens verlost wil zijn, zoals destructieve emoties als afgunst, woede, jaloezie, hebberigheid, ijdelheid, die niets anders dan ellende veroorzaken.
Hoop is het werk om te ontsnappen aan de realiteit van nu. Het leven is wat zich altijd in je zal roeren als een roep om te bestaan. Nu. Onmiddellijk.
Ik denk dat je alleen van het menselijk tekort kunt spreken wanneer je de realiteit afzet tegen de hoop. Dan ben je nooit klaar, er is altijd dat onbereikbare ideaalplaatje.
DE PLAAGGEEST DIE ZELF HEET
Ik denk dat er alleen de realiteit van nu is. In die realiteit, die werkelijkheid is alles aanwezig. De plaaggeest in ons bestaan is wat we Zelf noemen. Zelf denkt alles te weten. Zelf vindt zich heel belangrijk. In Zelf draait alles om Zelf. En…..Zelf is goed in ideaalplaatjes. Die bieden houvast, alsof je op de goede weg bent.
Zonder ideaalplaatje, dus ook zonder hoop, bestaat er geen menselijk tekort en is er geen reden om er een Zelf op na te houden. Ons bestaan is wat het is. Voorbijgaand. Onderling afhankelijk. Noch goed noch slecht. Met vreugde en verdriet. Met geluk en teleurstelling. Dat biedt troost
Ben Berger zei: “Toen God klaar was met scheppen ging hij in ruste.” Daar wordt niet de rustdag mee bedoelt. God was klaar. De schepping is voltooid en volmaakt. Dat is er dus al. Het ideaalplaatje is niet nodig. Het is al voltooid. We zijn al verlost, verlicht, of hoe je het ook wilt noemen.
VOLMAAKTHEID ERVAREN
Wat ons helpt die volmaaktheid te ervaren zijn bewustzijn en opmerkzaamheid. We kunnen opmerken wanneer we ons negatief voelen. We kunnen bewust zijn wanneer we uit contact, uit verbinding gaan. Ons bewustzijn zelf zorgt er dan voor dat we daarmee ophouden. Eenvoudig omdat het niet prettig voelt en per saldo problemen veroorzaakt.
Het menselijk tekort bestaat in mijn ogen niet. Wel het menselijk proces dat op en neer golft van volmaakte aanwezigheid naar volmaakte zelfzuchtigheid. Want wie zijn zelfzuchtigheid gewaar wordt bevrijdt zichzelf ter plekke. Zo is het veronderstelde menselijk tekort de hefboom naar verlicht en verlost leven. Geen Zelf geen Dood, geen Dood geen Vrees!