Mediteren over Niets

30 september, 2020

 Hans van Zanten | Leestijd: minuten

mediteren over niets

 

Alsof de rek eruit is.

Is dat geen onzin, mediteren over Niets? Niets, dat is toch wat ons na de dood rest?
In deze tijd van corona en covid-19 lijkt doodgaan dichterbij dan menigeen wenst. De hoeveelheid coronanieuws elke dag lijkt evenredig aan de angst die zich verspreidt. Ik moet denken aan psychiater Irvin Yalom die bij al zijn patiënten een diepe angst voor de dood aantrof, verborgen achter de problemen waarmee zij kwamen.

Nu het virus zo onvoorspelbaar dichtbij en massaal is, raken we de weg totaal kwijt. Ik begrijp wat Hannah Arendt met een Niemandsregering bedoelde. Met pijn in mijn hart zie ik hoe schichtig, onzeker en onhandig veel mensen reageren op onverwacht drukke situaties. Of integendeel, juist heel stoer en onverschillig in de trant van 'Mij kan niets gebeuren'. Maar het lijkt alsof de rek eruit is, collectief en individueel.

We zullen heel veel moeten doen om weer veerkracht en balans in de samenleving te krijgen. En naar ik hoop weer wat meer wijsheid en mededogen. Hoe krijgen we dat voor elkaar voordat de democratie ten grave wordt gedragen?

De moed hebben

  • de moed van een bergbeklimmer in het geweld van een storm;
  • de moed om een vrije val te maken zonder vangnet;
  • de moed van een duiker die de diepte ingaat tot zijn longen bijna klappen;
  • Moed om het gevaar van besmetting serieus te nemen;
  • Moed om de angst die zich in de uithoeken van je geest verstopt, onder ogen te zien;
  • Moed die we kunnen leren van mensen die zich aan angst ontworsteld hebben.
  • Moed om te leren dat de zo gevreesde dood geen eindstation is maar een fase die verder leidt

Allereerst moeten we alles doen om de IC's in de ziekenhuizen leeg te houden van Covid-19 en de verzorgingshuizen open. En alle wetenschappelijke en  amateur-theorieën ten spijt, zorg dat je geen corona krijgt. Als het er toch bij de minste symptomen op lijkt, blijf ver uit de buurt van anderen, jong en oud. Daar is moed voor nodig.

De Twijfelzaaiers

Het overgrote deel in mijn omgeving zorgt voor eigen en andermans veiligheid. Ik merk dat dagelijks. Er dragen meer mensen wel een mondkapje in de supermarkt dan niet. En opvallend: het zijn meestal mannen die géén mondkapje voordoen. Ik mag hopen dat hun stoerheid niet hun zwakte wordt. Moed kun je ook verkeerd toepassen.

Dan de twijfelzaaiers. Mensen die opzettelijk wegkijken omdat het hen uitkomt. Mensen die ontkennen dat er iets aan de hand is. Niet alleen als het om corona gaat, ook als het over bio-diversiteit gaat, om klimaat gaat, om medemenselijkheid gaat. Mensen die jouw angst exploiteren.

Als de wereld, ons land, je buurt niet meer voelt als een veilige plek. Als je gebukt gaat onder de uitdagingen die we wereldwijd én op lokaal niveau het hoofd moeten bieden. Als je niet meer weet hoe je wéér een verandering moet organiseren.

Niet zo vreemd dat je dan in de angst schiet en liever doet alsof dat allemaal niet bestaat. Dit is een stress die we sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer hebben meegemaakt en waar we niet op voorbereid zijn.

Weet dat de twijfelzaaiers daar misbruik van maken. Ze schotelen je mooie dromen voor, ontkennen de werkelijke pijn en spannen jou achter hun karretje. De uitkomst daarvan is dat zij rijker worden en jij arm en uitgewoond achterblijft. Niet onmiddellijk, wel op termijn.

Mediteren over Niets

We moeten de moed bij elkaar rapen, zeker in deze moeilijke tijden. Maar moed is alleen bruikbaar als je helder van geest bent en over de juiste vaardigheden beschikt. Zijn die voorwaarden er niet dan ben je waarschijnlijk overmoedig, wanhopig of allebei. Overgeleverd aan de instinctieve reacties van ons oude overlevingsbrein, doen we dan dingen die niet passen bij de complexe situatie van onze moderne tijd.

Ik begrijp goed dat mensen kiezen voor palliatieve sedatie als de geestkracht eruit is en alleen pijn en onvermogen de aandacht opeisen. Het leven rekken is dan ondraaglijk en wreed; de vraag naar moed ongepast. Maar ondanks dat de balans doorslaat is sterven niet iets wat je zomaar ondergaat. Hoe staan we onze ouders, zieken en anderen die ons dierbaar zijn bij als de zintuigen langzaam uitdoven en het bewustzijn steeds minder nog opflakkert als een kaarsvlam in het duister. Wat helpt hen en wat helpt onszelf?

Onze moeder had vóór het zover was al afscheid genomen van haar angst en geloof. Enkele dagen voor haar overlijden, toen we erover spraken, zei ze: ''Ik geloof niet dat daarboven iets is. Maar het is goed zo. Ik heb een goed leven gehad.'' Terwijl wij weten dat haar leven niet echt een gemakkelijk leven was. Haar overgave was niet alleen een vrede voor haarzelf maar ook een geschenk aan ons. Wat ons die dagen restte behalve deze kostbare herinnering was ervoor zorgen dat zij geen vermijdbare pijn had en dat de handen van de thuiszorg handen met liefde en aandacht waren.

Ook Boeddha gelooft niet dat daarboven iets is waar je na je dood terecht kan, getuige deze paar zinnen, (uitermate geschikt om diep op te mediteren):

Daar, monniken, zeg ik, is ook geen komen en geen gaan,
geen blijven, geen verdwijnen, geen opkomen.
Zij is zonder stilstaan, zonder voortgaan, zonder enige grond.
Dit is voorwaar het einde van het lijden.

(uit Aldus sprak de Boeddha, J. de Breet & R. Janssen, 2011, uitgever Asoka, Rotterdam)

Zijn wij geestelijk lui geworden?

Angst is een slechte raadgever. Angst  veroorzaakt stress en maakt het lontje korter. Het is niet de drank die mensen agressief maakt. Drank vernietigt de grenzen die je tegen angst beschermen en geeft ruim baan aan je instinctieve reacties, d.i. vecht, vlucht of bevries. Angst vervormt je besef van de werkelijkheid. Denk maar aan nachtmerries. Je ziet wat je geest, je voorstellingsvermogen je voorschotelt.

Leven in angst (of depressie) is een gevangenis. Vrijheid, daar hebben we voor gevochten. Maar die vrijheid waar iedereen zo de mond van vol heeft, is die te vinden in regelgeving, of in tegendeel, in het afschaffen van regelgeving? Is die vrijheid dat ik zelf kan kiezen, ongeacht de gevolgen die elke keus met zich mee brengt?

Dat is nogal wat, iets om over na te denken:

  • Kies ik wel zelf?
  • Laat ik me meeslepen?
  • Zijn mijn emoties de baas over mij? 
  • Wil ik de gevolgen wel dragen?
  • Kan ik het uitleggen aan mijn geliefden? Wil ik het wel uitleggen?
  • Maakt die vrijheid mij niet eenzaam?
  • Wordt ik daarom misschien liever volgeling?
  • Of is vrijheid simpelweg vrij van angst zijn, van elke angst, zelfs van de allerkleinste, onbeduidendste en gemakkelijk te bezweren angst.

Viktor Frankl (1905 - 1997), Oostenrijks psychiater concludeerde dat vrijheid in je hoofd zit. Vanaf 1942 tot de bevrijding in 1945 overleefde hij verschillende concentratiekampen. Ik parafraseer hem: ''De kampbewakers, de nazi's kunnen alles van je afnemen. Alleen, wat er in mijn hoofd en hart omgaat, daar kunnen ze niet aankomen" Hij trainde zijn geest dan ook elke dag om wakker, helder en sterk te blijven. Zo kon hij weerstand blijven bieden aan de vernederingen, de folteringen, het verlies van zijn dierbaren en de wanstaltige toestanden in de kampen. Dat is nog wat anders dan corona. Zijn wij de kracht van onze geest soms vergeten? Trainen we die niet meer elke dag om helder, waakzaam en sterk te blijven? Zijn we geestelijk lui geworden? Zijn we de moed verloren?

Hoe beleven wij leven en dood?

Ook vrijheid heeft haar grenzen, althans zo lijkt het. Geboren worden en dood gaan, daar ben ik niet vrij in. Aan mijn geboorte kan ik niets meer doen. De dood komt elk uur dichterbij. In het boeddhisme staat de geestelijke training van Viktor Frankl al eeuwen op het menu. Juist vanwege het besef dat de dood onvermijdelijk is en het moment van sterven ongewis. Of zoals Boeddha sprak:

Wat geboren is, zal sterven.
Wat vergaard is, wordt verstrooid.
Wat gespaard is, zal opraken.
Wat opgebouwd is, instorten.
Wat hoog was, zal omlaag gebracht worden.

Hoe beleven wij leven en dood? Ik denk dat we daar weinig over doordenken. We houden het graag oppervlakkig: het is één van de twee. Je bent in leven of je bent dood. Je kunt niet tegelijkertijd én leven én dood zijn. Logisch toch? Dat is onze manier van denken, een manier die wij heel normaal vinden, een waarheid als een koe. We zijn ons absoluut niet bewust dat dit denken niet zo vanzelfsprekend is, zo gewend zijn we eraan. Laten we eerst eens kijken waar die manier van denken vandaan komt. Dit gaat over de manier waarop ons denken al in een groef zit, voorgevormd is.

Rond 600 voor Chr leefde in het oude Griekenland de filosoof Parmenides. Hij beweerde: ‘'Als iets is, dan is het. Als iets niet is, dan is het niet.” Een boek kan niet tegelijk bestaan en niet bestaan. Dat klinkt nogal wiedes. Maar daar liet hij het niet bij. Hij schreef een leerdicht waarin hij stelt dat onze zintuiglijke waarneming niet meer dan een mening is. Onze zintuigen laten ons denken dat iets verandert, niet hetzelfde blijft en zelfs kan ophouden te zijn. Hij vindt dat niet meer dan een illusie, een zinsbegoocheling.

De waarheid van logisch redeneren

Het enige waarop we kunnen vertrouwen en dat ons de waarheid geeft - volgens hem - is zuivere logica van de rede. Uit zijn school komt ons denken in tegenstellingen: innerlijk en uiterlijk, eenheid en veelheid, zijn en worden, theorie en praktijk, enzovoort.

Sindsdien zijn westerse filosofen eeuwenlang in de weer met zijn en niet-zijn, met subject en object., met zijn en worden. En-passant worden we steeds verder in het spoor van de ene waarheid gedrukt. Immers, als iets is, is het en kan het niet niet-zijn. Eén van de twee kan maar waar zijn. Zo kwamen we aan een ziel die eeuwig en onveranderlijk bestaat.

Uiteindelijk leidt dat tot ontkennen van alles wat toegeschreven wordt aan de niet waarneembare werkelijkheid, aan religie, metafysica, esoterie, intuïtie of spiritualiteit. Het Nihilisme van bijvoorbeeld Sartre en Camus is een gevolg van dit ontkennen. Ik zal niet ingaan op de tegenstellingen waarin dit logische denken steeds verstrikt raakt. Dat gaat hier te ver.

Nog een waarheid

Intussen is nog een ander waarheidsdenken in onze geest gaan wonen. Koning Josia van Judea roept Jaweh uit tot enig ware god voor zijn onderdanen. Andere goden, zoals Baal moeten het veld ruimen. Een politieke beslissing om rust in het land te krijgen en oorlog te kunnen voeren tegen buurlanden.

Die ontwikkeling leidt verder naar een monotheïstisch christendom wat door keizer Constantijn in het jaar 324 tijdens het eerste concilie van Nicea als enig juist geloof wordt gesteld. In latere eeuwen leidt dat tot wrede vervolging van andersgelovigen en andersdenkenden. Weer een politieke beslissing. Geloven in De Ene Waarheid, of het nu in God of Statistiek is, leidt blijkbaar tot intolerantie en geweld.

Langzaam ontvouw zich een verdere scheiding tussen wereldlijke en godsdienstige macht. De wereldse macht behartigt de materiële en gemeenschappelijke zaken, dat wat wij nu de publieke sector noemen. In die sector waart de geest van Parmenides die zich nu laat zien als wetenschap en rede. Maar de gewone mens kan zich daar toch niet tevreden bij voelen. Lees wat Nietzsche over Parmenides schrijft:

Eens had Parmenides (….) een moment van de zuiverste absoluut bloedeloze abstractie, onbewolkt door enige realiteit (……..)Het eigenaardige van zijn filosofische prestatie na dit inzicht is het ontbreken van geur, kleur, ziel en vorm, het totale gebrek aan bloed, religiositeit en ethische warmte. Wat ons verbaast is de mate van schematisme en abstractie (en dat voor een Griek), maar bovenal het verschrikkelijk energieke streven naar zekerheid in een tijd die mythisch dacht en wiens verbeelding heel beweeglijk en vloeibaar was.

Het is duidelijk dat Nietzsche, toch niet een onverdienstelijk logisch denker, de eenduidige wereld van de wetenschap geen warm hart toedraagt. Er is toch meer te beleven in een mensenleven dan alleen wat de rede ons voorschotelt.
Parmenides en zijn volgelingen gaan de dood uit de weg. Om de confrontatie met het Niets te omzeilen verbannen zij het Niets naar de religie, naar wat wij nu het private terrein achter de voordeur noemen. Daar verzamelen zich de mensen die zeggen:

“Er moet toch iets zijn?
Het zou toch jammer zijn als er verder niets was.
Na de dood helemaal afgelopen. Dat lijkt me zo kaal.” [1]

De afgrond van het Niets vervult de westerse mens met afschuw en ontzetting, dat laat bovenstaand citaat zien. Het kan toch niet zo zijn dat ik kom uit het niets en na een paar jaar weer verdwijn in het Niets. Onverdraaglijk is dat. Het bestaan van een God is dan een mooi placebo dat je van die angst kan verlossen, maar verstokte atheïsten zullen daar geen genoegen mee nemen. Dood is dood en dan blijft slechts een lijk over. De dood als het grote Niets, daar willen we liever niet aan. 

{"email":"Email address invalid","url":"Website address invalid","required":"Required field missing"}

Over de schrijver: 

Hans van Zanten

Hans (1947) is een spiritual warrior en dzogchen nomade. Niet te beroerd om heilige huisjes ter discussie te stellen. Wars van elke autoriteit wil hij zelf ook geen autoriteit zijn en al helemaal geen volgelingen hebben.
Dwaalt sinds 1980 rond in boeddhisme maar betwijfelt of hij daar wijzer van wordt. Is inmiddels wel een gewaardeerd meditatieleraar.
Hij is een vrije geest, leeft sinds 1981 met Anne-Marie. Samen hebben ze twee kinderen en vijf kleinkinderen. Zijn professionele leven lees je op www.linkedin.com/in/hansuitdoorwerth

Geoptimaliseerd door Optimole
>
Success message!
Warning message!
Error message!