Zit spiritualiteit in je genen?
Eindelijk, Boeddha is gelokaliseerd, evenals Christus, Brahman, Allah, God en Jahweh. Ze zijn voor 29% aangeboren in ons brein aanwezig. De oude mahayanaboeddhisten hebben het dus bij het rechte eind: iedereen is al een boeddha! God zit in je genen.
Maar waarom gedragen we ons dan niet als een Boeddha? De traditionele religies stellen dat we verblind zijn door ons ego. Zij hebben een heel arsenaal aan instrumenten ontwikkeld om de sluier van het ego opzij te schuiven en de werkelijkheid van de mens zichtbaar te maken.
Moderne wetenschappelijke onderzoekers als Lisa Miller wijzen op de conditioneringen van opvoeding en cultuur. Onze aangeboren spiritualiteit wordt onbereikbaar omdat ze bedolven wordt onder geboden en verboden, onder opvattingen en labels, onder angst en oorlog. Hun oplossing is bewust deconditioneren.
De spanning van de tegengestelden
Wie de Duitse filosoof Hegel (1770-1831) leest kan de indruk krijgen dat culturele bepaaldheid een handigheidje is dat ons via conflict naar Goddelijke voltooiing dwingt. Bepaaldheid, zo zegt Ton Lathouwers, is letterlijk be-palen, ergens palen omheen zetten. Dat deden de immigranten uit Europa op hun roof- en overlevingstochten in Amerika, ze sloegen een paar palen in de grond en dan was het hún bezit.
Cultuur beperkt en bepaalt hoe wij de werkelijkheid kennen. Alleen is die beperking niet houdbaar, elke samenleving loopt een keer tegen haar grenzen aan. De klimaatverandering wijst ons daarop. De palen moeten de grond uit om plaats te maken voor meer ruimte, een nieuwe, meeromvattende werkelijkheid vraagt daarom.
Volgens Hegel is dit een onveranderlijke dynamiek. Als wij volgens onze ratio menen het juiste te doen ontdekken we ook het tegendeel daarvan. Elke these heeft zijn antithese met een spanningsveld daartussen. Die spanning leidt tot een versmelting van die twee naar een eenheid van grotere orde. Maar op het moment dat die nieuwe eenheid een feit is ontstaat tezelfdertijd alweer de antithese en een nieuw spanningsveld.
Aan Jan Keij ontleen ik uit zijn 'Kierkegaard anders gezien' een voorbeeld: “Denk eens aan het ‘heden’. Om dat begrip helder te krijgen zetten we het als vanzelf af tegen wat geen heden is, namelijk verleden en toekomt. ‘Heden’ is de these, ‘verleden en toekomst’ zijn de antithese. Die drie pakken we samen in het begrip ‘tijd’.”
Niet het systeem maar het individu
Hegel noemt dit het wordingsproces van de rationele geest op weg naar de absolute geest, de volkomen ratio die God is. Een evolutionair proces waarmee God op weg is zichzelf in de spiegel te kunnen zien. Dit noemen we nu ‘historisch determinisme’, juist omdat deze filosofie de gang van de geschiedenis vastpint op een vooraf bepaald doel dat bereikt moet worden door het dialectische systeem van these, antithese en synthese.
De Deense theoloog en filosoof Kierkegaard (1813-1855) moest daar niet van hebben. Hij noemt het ‘kruideniersverklaringen’. Hij werd de antipool van Hegel. Hij vond Hegel geen recht doen aan de individualiteit van de mens. In zijn ogen is de mens uniek en zullen mensen dat altijd blijven juist omdat dat de mens tot mens maakt. Hegel, zegt hij, laat uniciteit verdwijnen in een voorbestemde eenheid en degradeert de mens tot een speeltje van God. In Hegels denken heeft hij heeft geen keus dan als een stofje meegezogen te worden in een onvermijdelijk systeem. Het individu telt niet.
Wat dat teweeg kan brengen zien we nu in Rusland. Mij lijkt het een nagalm van het tijdperk van Stalin en Lenin. Met de marxistische heilstaat zou de loop van de geschiedenis zich onfeilbaar voltrekken. De individuele burger doet er niet toe. Wie zich als individu verzet mag geëlimineerd worden. Het regime doet niets anders dan het volgen van wat in de toekomstige geschiedenis klaar ligt.
Het individu is geen standbeeld.
Maar, zegt Kierkegaard: “ je kunt een uniek mens niet denken.” De uniciteit onttrekt zich aan wat denken doet, namelijk onderscheid aanbrengen met labels en die onderbrengen in abstracties en categorieën. Maar een naam toekennen aan de volheid van wat werkelijk is, is niet hetzelfde als die werkelijkheid kennen.
Ton Lathouwers merkt dan nog op: “Wie een religieuze weg gaat komt onvermijdelijk in aanraking met teksten, ‘zeggingen’ van wat iemand diep in zich aanvoelde. Waar die persoonlijke ontboezemingen intuïtief herkend worden, worden ze gemeengoed en gaan een eigen leven leiden. Zo ontstaat een corpus heilige geschriften die de gestolde weergave zijn van de oorspronkelijke hartenkreet. Dat is het moeilijke van woorden, ook de meest mooie en diepzinnige, dat ze onmiddellijk stollen tot levenloze plaatjes.”
Hij zegt daarmee dat we zowel van God als mens een in steen gehouwen standbeeld maken, een bevroren beeld in onze geest zodra we eigenschappen en hoedanigheden gaan bedenken en benoemen. Met denken stappen we uit onze ervaring; we gaan aan de oever staan en kijken naar de rivier die ons nu niet meer kan meenemen.
Naar spirituele genen
Terug naar Kierkegaard. Een mens, zegt hij, is veel meer dan een verzameling woorden. Bovenal is hij een individu dat zelfstandig is en geroepen is zelf te beslissen. Die macht ligt bij ieder van ons als geboorterecht. Kierkegaard pleit avant la lettre voor ‘een samengaan zonder samen te vallen’. Hij eert het verschil tussen mensen, de these en antithese, en wil dat niet beëindigd zien in een onduidelijke eenheidsworst. Zoals hij zegt in zijn boek Of/of:
“In zekere zin is elk mens een uitzondering. Evenzeer is het waar dat ieder mens het algemeen menselijke is en tegelijk een uitzondering.”
De opvattingen over wie wij zijn en wat wij zijn veranderen dus in de loop van de tijd. Van Hegels deterministisch systeemdenken naar Kierkegaards mens vol van verschillen naar een spiritualiteit met genetische codering en culturele programmering van Lisa Miller.
Niet of/of maar en/en
Dan hebben we het wel over een voorhoede van denkers. De grote massa staat nog sterk onder invloed van het klassieke denken: het is het een óf het ander, beide kan niet. Ik hoor het mijn vader nog zeggen als ik een keuze moest maken tussen studietijd en speeltijd. Of/Of is de norm, met en/en ben je een querulant.
De vooruitgang in het denken gaat langzaam, stapje voor stapje. Neem nu de oorlog in Oekraïne. Voor veel mensen is het een simpele keus: Oekraïne steunen en Rusland verslaan. Maar de hopelijk wijze Europese politici maken een afweging waarin ze breder kijken. Zij proberen een weg te vinden in het spanningsveld waarin Rusland koest moet worden gehouden enerzijds en de slag om Oekraïne verliest anderzijds.
Rusland is Rusland, je kunt het niet wegvagen noch wegdenken. Hetzelfde geldt voor Europa, de VS en andere bondgenoten. Elke natie-staat heeft een eigen geschiedenis, een eigen identiteit die gerespecteerd dient te worden in het belang van vrede, welvaart en welzijn. Waar die identiteit niet gezien of bedreigd wordt is een conflict snel geboren. Dat gebeurt tussen huwelijkspartners net zozeer als tussen landen.
De mens is niet te definiëren
Bij Kierkegaard is het individu een mens die uniek is en op zichzelf staat enerzijds en die tegelijk algemeen menselijk is en verbonden met de menselijke gemeenschap. Alleen en toch samen.
Hij komt vooral tot die gedachte omdat hij het zelf zo ervaart. Als praktische geest en gefortuneerde jongeman moest filosofie wel iets opleveren en te realiseren blijven. Wat het oplevert is vrijheid voor de eenling enerzijds en verantwoordelijkheid voor het algemene anderzijds.
Veel postmoderne filosofen, Derrida, Lacan, Levinas, Lyotard, hebben de beschouwingen van de Deense filosoof opgepakt en verder ontwikkeld. Vrijheid van meningsuiting is één van de verworvenheden ervan met een versplinterde wereld als hopelijk onbedoeld gevolg. In platland (Ken Wilber) is het algemene gestorven.
In een poging om ons als mens te definiëren komen we vooralsnog niet verder dan een omschrijving die altijd onvolledig is, al onze filosofen ten spijt. Je voelt intuïtief dat er meer is. Een katholieke filosoof als Charles Taylor probeert aan dat ‘meer’ te raken, maar blijft ook steken in de omcirkeling. Dat brengt me naar het baanbrekende onderzoek van Lisa Miller.
Lisa Miller is moeder van drie kinderen, psychologe, hoogleraar en onderzoeker van spiritualiteit. Ze is bekend van haar eerste boek ‘Het Spirituele Kind’ maar haar grote doorbraak is gekomen met haar boek ‘Het Ontwaakte Brein’. Daarin beschrijft ze wat er met ons brein gebeurt als we ons verbonden voelen met iets groters dan onszelf. Is dat saai wetenschappelijk? Nee, want ze laat met voorbeelden uit haar eigen leven zien hoe ze als rationele wetenschapper niet anders kon dan meetbare spirituele inzichten een plek te geven in ons menselijk bestaan.
Wordt vervolgd