De illusie van een luie boeddhist
Mijn Kralingen 1970 moment
Ik ben op Nederlands eerste en beroemdste popfestival. Het is een zwoele zomernacht en de klanken van Pink Floyd zweven door de beginnende ochtendschemering.
Ik zweef mee op die ijle, betoverende golven en voel me uit mijn lichaam glijden en oplossen in, ja, in wat? Licht, helder licht, een tintelende energie.
Piekervaring
Ik zie dat nu als een piekervaring die mij ontvankelijk heeft gemaakt voor spiritueel leven. 10 jaar later ontmoet ik de Tibetaanse leraar Sogyal Lakar en begin ik aan de boeddhistische weg die geen gemakkelijke zou zijn.
Mijn ervaring is dat je drie dingen nodig hebt om aan een spirituele weg te beginnen.
- De eerste is een gezonde persoonlijkheid. Ik bedoel daarmee dat je met beide benen op de grond staat, ook al heb je dikwijls je twijfels of zit het leven je tegen. We hebben allemaal zo onze streken en neigingen waarmee we ons beschermen. Maar als je teveel angst hebt of te depressief bent, werk daar dan eerst aan voordat je aan spiritualiteit begint.
- De tweede is ontvankelijkheid. Ergens, een keer, wordt je geraakt. Dat is een uitnodiging. Je weet vanaf dat moment dat er meer is tussen hemel en aarde omdat je dat zelf hebt gevoeld. Soms, zoals bij mij, kan het een tijdje duren voordat je ingaat op die uitnodiging. Je ontvankelijkheid moet dan nog groeien.
- De derde is standvastigheid. Ik bedoel daar geen discipline mee of een strakke levensstijl. Standvastig betekent dat je niet loslaat. Je neemt een wilsbesluit dat je gehoor geeft aan deze roep van je hart. Je gaat ermee aan de slag binnen de omstandigheden waarin je leeft. Maar je laat niet los.
Jezelf te leren kennen
Je kunt die spirituele weg, inclusief meditatie, alleen gaan. Maar dat zou ik je niet aanraden. Zoals Sri Sri Ravi Shankar zegt: ''Spiritueel leven is hard werken." Zo is het ook hard werken om jezelf te leren kennen. Met jezelf bedoel ik dan de mens die zich ontworstelt, die in jouw persoon tot werkelijkheid kan worden en een steun voor anderen is. Wat hulp onderweg is dikwijls heel erg welkom kan ik je zeggen. Wat is mijn hulp geweest? Hierna mijn levenslessen.
Toch nog een spiritueel leven
Vervreemdende jaren
Het moet 1959 geweest zijn dat ik op het seminarie in Uden terecht kwam, thuis geronseld door pater Ton Lafeber bij een kopje koffie en mooie verhalen. Ik hield van rondzwerven in de weilanden en polders aan de rand van Overschie. Wij woonden in de eerste prefab betonnen flats van na de oorlog. Er stonden verlaten en vervallen dijkhuisjes langs de Schie, ons speelterrein. Wat moest ik in hemelsnaam in Uden?
Ik heb me eenzaam gevoeld tussen die horde jongens, hun pubertijd strak onder controle gehouden door een merkwaardige verzameling Kruisheren. Ik kon best mee met pesten van de geschiedenisleraar, doorzoeken van de kelders, voetballen op het veldje achter de cour. Dat waren de afleidende momenten.
Ik herinner me een woensdagmiddag in de Bedafse Bergen. Een nogal dikke jongen liet vol trots zien hoe groot zijn pik was. Ik mocht hem ook vasthouden. Ik ben zo hard mogelijk weggerend met de schrik in mijn benen.
September 1962 begon voor mij de vierde klas. Een opvallend groot aantal jongens waren niet teruggekomen van de zomervakantie. Ik voelde me nog vreemder dan daarvoor. Later hoorde ik dat zij weggestuurd waren vanwege -laat ik het maar noemen – dikke jongen handelingen.
Liever de kroeg dan de klas
Na de kerstvakantie van dat jaar zat mijn vader ineens in dat spreekkamertje naast de hoofdingang. Ik kon mijn boeltje pakken. Hij nam mij mee naar huis. Ik stomverbaasd, bijna verslagen. Hij vond dat ik niet genoeg gemotiveerd meer was om priester te worden. Dat tekent wel mijn vader, misschien wel veel vaders uit die tijd: mijn wil stond achter de deur. Uiteindelijk bleek het een financiële kwestie. Heeroom Frans betaalde kost en inwoning van het seminarie en was nu overleden.
Een week later zat ik op het St. Franciscus College in Rotterdam. Dat werd een fiasco. Het sloot totaal niet aan op het seminarie, niet met de leerstof en niet met de cultuur. In 5bèta heb ik er de brui aan gegeven. Ik zal liever in de kroeg dan in de klas en werd weggestuurd. Pa en ma in paniek!
Mijn vader regelde een baantje in een grote drukkerijfabriek. Krullenjongen in tweeploegendienst. ’s Ochtends om 5 uur op de fiets van Overschie naar Rotterdam-Zuid. Of ’s avonds laat nog even de kroeg in onderweg. Ik kon een interne opleiding krijgen om manager te worden. Maar na een psychologische test leek het -weer mijn vader- beter dat ik naar de Grafische School in Utrecht zou gaan.
Vaderloos en mateloos
Dat was een schot in de roos, een fantastische tijd. Niet zozeer de druktechnische vakken boeiden me maar grafische vormgeving, fotografie van Ato Kando en kunst. Ik was dikwijls in de galerie van Armando en Wim Schippers te vinden in de Neudeflat. We waren als klas een hechte vriendenclub met welgeteld één vrouw. Een paar jaar geleden hadden we een reünie bij haar thuis. Het was alsof al die jaren er niet tussen hadden gezeten.
In het tweede jaar daar overleed mijn vader aan een hartaanval. Ik was al met de trein naar school en kon direct weer terug. De uren en dagen daarna zal ik niet gauw vergeten. Niemand was bedroefd, mijn moeder niet, mijn 3 broers en zus niet en ik, de oudste, ook niet. Integendeel, we waren opgelucht. Jaren spanning vielen ineens van ons af.
Mijn leven liep uit de rails. Ik trouwde met een veel te lieve vriendin, een excuus om uit huis te gaan, om vier jaar later te scheiden vanwege een eerste echte verliefdheid. Kristien heette ze en in haar zag ik alles wat ik in mezelf miste. Dat kon natuurlijk niet standhouden. Na vier jaar gooide zij de handdoek in de ring.
Ik schreef me in voor de Sociale Academie in Rotterdam, zette de boel daar op stelten en verbrandde met een vlammend protest mijn diploma tijdens de uitreiking. Bij Nel in ’t Veld van het toenmalige IVC Rotterdam volgde ik niet alleen de Gestaltopleiding, maar werd er ook kind aan huis.
De slechte verhouding met mijn vader had me een heftig autoriteitsprobleem bezorgd. Ik kon geen ‘baas’ verdragen, dus uit angst werd ik noodgedwongen ZZP’er. Ik rolde van het ene bed in het andere en van de ene opdracht in de andere, afgewisseld met uitzendbureaus en bijstand. Een bizarre tijd met duistere kanten. Wel heb ik er een liefde voor jazz aan over gehouden met Archie Shepp als muzikale reus.
Een radicale wending
Daar kwam abrupt een eind aan in 1980. Ik schreef regelmatig artikelen voor een new-age blad, dit keer over stervensbegeleiding. Dat bracht me bij Sogyal Rinpoche, een Tibetaanse leraar. Hij gaf in Amsterdam een week lang cursus over het Tibetaans Dodenboek. In de zomer ging ik naar zijn retraite in Zuid-Frankrijk, drie weken.
Op de terugweg wipte ik nog even aan bij een andere Tibetaan, lama Gendung Rinpoche. Daar gebeurde het. In de begroeting vloog ik uit mijn lijf, buitelde rond in de verre ruimte en gleed terug. Mijn leven stond weer op de rails. Ik ben daarna 8 jaar student bij Sogyal Rinpoche gebleven.
Terug in Nederland kreeg ik een groot huis aangeboden, Anne-Marie, met wie ik nog steeds getrouwd ben, werd letterlijk op mijn pad gestuurd, we kregen twee kinderen en begonnen met veel succes een therapiepraktijk. De opleiding daarvoor volgden wij bij Hans en Hanneke Korteweg.
Hinayana: een goed huisvader zijn
In 1988 haalden we het in ons hoofd om naar Frankrijk te gaan. Het idee was om een bestaand centrum te laten uitgroeien tot een internationaal spiritueel centrum. Dat mislukte dramatisch. Een dik jaar later waren we weer terug, totaal berooid. Je leert dan wel je echte vrienden kennen. En ik mijn eigen hoogmoed. Een goed huisvader zijn werd mijn opdracht.
Vrienden hielpen mij om mijn weg te vinden in het bedrijfsleven. Ik volgde opleidingen voor supervisor, coach en organisatieadviseur. Ik heb gewerkt voor belastingdienst, politie, douane, gemeenten, zorginstellingen en kleine ondernemingen. In 1999 werd ik gevraagd om ondernemingsraden te trainen en te adviseren. Dat heb ik gedaan tot de subsidies daarvoor wegvielen en het werk snel opdroogde. Maar toen was ik inmiddels 65 met de maandelijkse aow.
We hebben lang in Zutphen gewoond na Frankrijk. Hannah en David zijn daar opgegroeid tot ze naar de universiteit gingen. Hannah is hoogleraar in Wageningen geworden. David heeft zijn Phd gehaald in Grenoble, gevolgd door drie jaar postdoc kwantummechanica in Kopenhagen en is nu in Fermilab, Chicago, aan het werk. Ik ben een trotse vader.
Een gelukkig leven
Als ZZP’er werk je en werk je, 24 uur per dag. Veel tijd voor hobby’s is er niet of heb ik mij niet gegund. Twee dingen wel. Ik ben in Zutphen altijd lid geweest van de commissie ontwikkelingssamenwerking van de gemeente, waarvan 4 jaar voorzitter. Veel heb ik daar geleerd over ontwikkeling en financiering van projecten in arme landen. Dat werk heeft echt mij hart.
Sinds de ontmoeting met Sogyal Rinpoche heb ik mij verbonden met het boeddhisme. Dat zegt niet zoveel want bestaat uit een bonte verzameling scholen en richtingen. Ik voel me het meeste thuis bij Dzogchen, wat ik gemakshalve maar de Tibetaanse variant van Zen noem.
Jon Norris, erudiet Amerikaans monnik, is al jaren een grote inspiratie voor mij. Mijn verbondenheid met Dzogchen bestaat uit mediteren, studeren en meditatielessen geven, online en offline. Ik zie mezelf als een kritische boeddhist. Kritisch op de dogma's, op het feodale systeem van lama's, kritisch op etnische rituelen en mythologieën. Boeiend daarover is dit artikel van Ujukarin in Boeddhistisch Dagblad. Daarvoor heb ik deze website en social media. Ik kan daar voorlopig nog wel even mee vooruit.
Ik woon sinds 2012 met Anne-Marie in Doorwerth, met bossen en uiterwaarden om de hoek. Nu maak ik wél tijd om te wandelen en te genieten van de prachtige natuur om ons heen. We hebben een paar middagen de zorg voor de kleinkinderen, wat absoluut een genot is. Een gelukkig leven.